Social media :

Sociëteit

Sociëteit

Sociëteit

Eigen Huis

Augustinus is sinds 1926 gevestigd in haar monumentale sociëteit “Eigen Huis” aan het Rapenburg 24 - een monumentaal herenhuis aan de oudste en mooiste gracht van Leiden.

Een van de mooiste panden die Leiden rijk is, gevestigd aan de mooiste gracht van Europa, Rapenburg 24. Velen het zullen als kennen Sociëteit het Eigen Huis, het Land van Melk en Honing of gewoon als de L.V.V.S. Augustinus! Sinds 1926 is de Sociëteit van 'Sanctus Augustinus' en haar opvolgers gevestigd aan het Rapenburg 24. Daarvoor heeft het monumentale herenhuis een twintigtal andere bewoners en eigenaren gekend. Dit waren voornamelijk rijke handelslieden of plaatselijke autoriteiten. 

Omstreeks 1544 was er voor het eerst sprake van Rapenburg 596, weliswaar nog niet als pand maar als achtererf van een huis aan de Papengracht (in 1872 kreeg het Rapenburg een andere huisnummering en kreeg het pand het nummer 24 toegewezen). In 1631 kwam het pand in bezit van de Italiaanse bankier Tortarolis en vormde Rapenburg 24 het hoofdhuis ten opzichte van de Papengracht. Het pand aan de Papengracht deed na die jaren nog hoofdzakelijk dienst als koetshuis.

In 1749 vindt er een grote verbouwing plaats. De eigenaar, Pieter Cyprian Testart, krijgt de vergunning om de voorkant van het pand onder handen te nemen: ‘’met sijn pilasters van ondere drie duym uytspringende (…) alsmeede de stoep op de oude rojinge te verleggen en daar op te doen stellen een ijser hek’’ . De pilasters zijn nooit gekomen, maar van voorkant van het pand zoals wij het kennen, ligt de oorsprong dus in 1749.

Zoals eerder genoemd heeft Rapenburg 24 in al haar jaren best wel wat prominente bewoners gehad, met in 1855 het toppunt, Kroonprins Willem Nicolaas Alexander Frederik Karel Hendrik van Oranje, zoon van Koning Willem III. De prins studeerde rechten aan de Universiteit van Leiden en zou opgeleid worden tot koning. Net als zijn broers stierf hij jong, waardoor Wilhelmina uit een tweede huwelijk van Koning Willem III uiteindelijk koningin zou worden.

De laatste familie die het Eigen Huis bewoonde was familie Cranenburgh. Zij woonden er van 1881 tot 1923. Petrus van Cranenburgh hield van een chique inrichting van het pand, en besloot het neoclassicistisch in te richten. Hiervan zijn de overblijfselen nog goed te vinden in de bestuurskamer (in Cranenburgh’s tijd was de bestuurskamer een tuinkamer). Ook zorgde de familie Cranenburgh voor het ‘Witje’. Boven de deur naar de gang in de Saint is een kleine grisaille te vinden geschilderd door Jan van Dam. Een trompe-l’oeil van drie engeltjes, geschilderd in het wit, als ware marmeren engeltjes die uit het schilderij willen treden. Jan van Dam was een bekende kunstenaar op het gebied van grisailles, en vooral langs het Rapenburg zijn in verscheidene panden nog ‘witjes’ te vinden.

In 1909 overleed Petrus en hij liet zijn vrouw Adèle van Wayenburg alleen achter. Zij bleef tot haar dood in 1923 op Rapenburg 24 wonen, waarna haar nabestaanden besluiten het pand te verkopen aan het N.V. Nationaal Grondbezit. Het Nationaal Grondbezit verhuurt het pand in 1926 aan de toenmalige R.K.S.V. Sanctus Augustinus, hierna vinden grote veranderingen plaats. Er worden tussenmuren afgebroken waardoor feesten mogelijk zijn, er komt op de eerste verdieping een grote mensa na een inzamelingsactie en de marmeren vloer wordt vervangen door een parketvloer.

Het pand werd in de daaropvolgende jaren verrijkt met een biljartkamer en een leeszaal. In 1927 werd voor de vrouwelijke Augustijnen een Meisjeskamer ingericht, en in 1931 werd de tussenmuur in de woonvertrekken op begane grond doorgebroken waardoor een grote zaal ontstond. Op 30 december 1940 kwam er een voorlopig einde aan Augustijnse activiteiten in het Eigen Huis, toen de Duitse bezetter het pand confisqueerde. Na de oorlog was aanvankelijk een deel van het Rijksmuseum van Oudheden samen met 'Sanctus Augustinus' gevestigd in het Eigen Huis, waardoor de Vereniging slechts over enkele ruimtes beschikte. In 1946 werd de vooroorlogse situatie hersteld en was de Vereniging weer de enige huurder van het pand.

In februari 1948 werd de Vereeniging Eigen Huis omgezet in de Stichting Eigen Huis. Deze kocht in 1956 Rapenburg 24 van de N.V. Nationaal Grondbezit. Het Eigen Huis verkeerde in die jaren in een uitermate verwaarloosde en vervallen staat. In 1958 werd dan ook begonnen met de noodzakelijke herstelwerkzaamheden. Dit was enkel de aanloop naar een grotere verbouwing die plaats vond in 1968. Voor de gehele werkzaamheden was een som van vijfhonderdduizend gulden uitgetrokken. De voornaamste onderdelen van het project waren: de restauratie van trappen, plafonds, schouwen, deuren, en de voorgevel; een grote borrelzaal op de begane grond; een professionele mensa op de eerste verdieping; vijf dispuutskamers; een grote zolder voor culturele activiteiten; centrale verwarming; vernieuwde dakbedekking met dakterras; en een geheel nieuwe inrichting. Deze verbouwing is de meest ingrijpende die het pand heeft ondergaan onder bezit van de Stichting Eigen Huis. Op 3 mei 1969 werd Sociëteit Eigen Huis heropend.

In de nacht van 24 op 25 januari 1978 ontstond er een grote brand bovenin het Eigen Huis, waardoor de zolders en een gedeelte van de tweede etage verloren gingen. De brand werd op woensdagmorgen om half negen ontdekt en woedde toen vermoedelijk al enkele uren. Niet alleen door de brand maar ook door het bluswater ontstond er veel schade aan het pand. De waterschade leidde ertoe dat niet enkel het bovenste gedeelte, maar het gehele pand gesloten moest worden. Gedurende negen maanden werden het dak en de voorzolders geheel opnieuw opgebouwd. De onderliggende ruimtes, waaronder de mensa en het plafond van de borrelzaal op de begane grond (Saint), moesten grotendeels gerestaureerd worden.

Op dit moment ademt het Eigen Huis nog de historie van alle families die er gewoond hebben en het is bijzonder mooi om te bedenken dat het nog mogelijk is om juist in zo’n pand de mooiste avonden van je studententijd rond te lopen.