Social media :

Geschiedenis

Geschiedenis

Geschiedenis

De historie van de L.V.V.S.

Katholieke emancipatie en

P.J. Aalberse

Wanneer de katholieke student Petrus Josephus Mattheus Aalberse in 1891 zich bij de Universiteit Leiden inschrijft om rechten te studeren, gebeurt dit tegen de achtergrond van een roerige periode in vaderlandse politiek, waarin de verdeeldheid tussen verschillende groeperingen groeit. Tegen deze achtergrond woedt een felle katholieke emancipatiestrijd onder leiding van professor Schaepman. Als student in het protestantse Leidse bolwerk tracht Aalberse zich dan ook op tal van manieren in te zetten voor de katholieke emancipatie.

Op 3 februari 1893 richt Aalberse derhalve het dispuut Alberdink Thijm op, benoemd naar de befaamde katholieke schrijver. Aalbers wenst echter meer; hij wil alle Leidse katholieken studenten verenigen. Hiertoe constitueren de heren Aalberse, Kortman, Sanders en Struycken zich in een voorbereidende commissie om zodoende een echte Rooms-Katholieke Studentenvereniging op te richten in navolging van het reeds gestichte Veritas in Utrecht.

Om het bestaansrecht van de op te richten vereniging te garanderen is het van belang nauwe contacten te onderhouden met het Leidsch Studenten Corps, waarvan de leden overwegend protestants zijn. Wanneer echter de aandacht van Aalberse wordt gevestigd op jonkheer Ruys de Beerenbrouck heeft hij zijn corpsbal gevonden. Jonkheer Charles Joseph Marie Ruys de Beerenbrouck staat bekend om zijn leiderschapskwaliteiten. Overtuigd van diens kwaliteiten treed Aalberse dan ook in contact met Ruys de Beerenbrouck om hem te overtuigen praeses te worden van de op te richten R.K.S.V. Op die manier komen de twee ambitieuze studenten samen te werken aan de emancipatie van de katholieke student in Leiden.

Op 3 mei 1893 komen zo’n twintig katholieke studenten samen in café Suisse in de Breestraat en wordt het startschot gegeven voor het oprichten van een Rooms-katholieke studentenvereniging. Ruys de Beerenbrouck wordt aangewezen als praeses, met Aalberse als vice-praeses. De overige functies worden uitgeoefend door Kortman, Nuyens en Sanders. Enige dagen later gaat het kersverse bestuur op audiëntie bij de bisschop van Haarlem. Pater Henricus van Schijndel wordt aangesteld als eerste moderator. Hoewel niet de officiële oprichtingsdatum, wordt de derde mei van 1893 wel als zodanig gezien. In 1898 wordt het eerste lustrum van de vereniging op bescheiden wijze gevierd in café In den Vergulden Turk.

In 1899-1900 wordt de Roomsch-Katholieke Studentenvereeniging te Leiden omgedoopt in R.K. Studentenvereeniging “Sanctus Augustinus”. De heilige bisschop Aurelius Augustinus van Hippo is één van de vier Latijnse kerkvaders en zeer invloedrijk theoloog. Als zinspreuk van de vereniging word “Non Vincit Nisi Veritas” aangenomen, dat verwijst naar de goddelijke waarheid van het ware geloof. Ter ere van het derde lustrum in 1908 werd het verenigingsvaandel met daarop een beeltenis van Sint Augustinus aangeboden aan het Bestuur.

 

In 1910 krijgt Augustinus voor het eerst een vrouwelijk lid: Ida Langezaal. In november 1914 wordt zij ook het eerste vrouwelijke bestuurslid. In verband met de mobilisatie naar aanleiding van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog neemt zij de functie van de ab-actis II over. Ida Langezaal stond bekend als de moeder van de vereniging.

Doordat Nederland neutraal bleef gedurende de Eerste Wereldoorlog, ging het verenigingsleven gedurende deze periode relatief ongestoord verder.Het lijkt wat merkwaardig, maar juist gedurende de oorlogsjaren wordt het gezelligheidsaspect van de vereniging steeds belangrijker en er ontstaan verschillende onderafdelingen en disputen. Vanaf 1916 ontstaan er verscheidene algemene debatingclubs, of disputen, studieclubs en sportclubs. Zo wordt gedurende de jaren het borrelen belangrijker en krijgt Augustinus een meer studentikoos karakter. Vanaf 1919 wordt er dan ook een verplichte kennismaking ingevoerd voor de novieten. Dit alles heeft een positief effect op het ledenaantal. De groei en professionalisering van de vereniging leiden ertoe dat Augustinus in 1921 erkend wordt door de Federatie van Leidsche Studenten en door Rector Magnificus Snouck Hurgronje als volwaardige vereniging. Doordat het ledenaantal toeneemt tot meer dan honderd, en het aantal onderafdelingen toeneemt, wordt de roep om een eigen pand steeds groter.

De jaren dertig tonen een enigszins verdeeld Augustinus. Er worden  weinig gemeenschappelijke activiteiten georganiseerd en ook op ideologisch vlak is er geen sprake van eensgezindheid. De ontwikkelingen die op dat moment in Duitsland plaatsvinden baren zorgen. Het noodlot slaat toe wanneer Duitsland in 1939 Polen binnenvalt. Opnieuw worden verscheidene Augustijnen gemobiliseerd.

De Tweede Wereldoorlog

De eerste maanden na de capitulatie gaan de werkzaamheden op de Leidse Universiteit relatief normaal door. Augustinus organiseert in die tijd weinig activiteiten. Echter, 21 oktober 1940 wordt de rust op de universiteit verstoord en moet het universiteitspersoneel al dan niet een verklaring afleggen van Joodse komaf te zijn. De Leidse studentenverenigingen sturen naar aanleiding van deze ariërverklaring, die on-Nederlands wordt geacht, een protestbrief aan de bezettingsmacht.

Een maand na het toesturen van de ariërverklaring besluit de bezettingsmacht dat eenieder van Joodse komaf wordt ontslagen. Hierop besluit de Juridische faculteit in protest te komen. Op 26 november houdt Rudolf Cleveringa, hoogleraar in de rechtsgeleerdheid, zijn befaamde oratie. Het merendeel van de studenten besluit naar aanleiding van de rede te gaan staken. Dit wordt door de bezetter beantwoord door op 27 november de gehele universiteit te sluiten. Beducht voor het verzet vanuit de studentenverenigingen, besluit de bezetter het merendeel van de Leidse studentensociëteiten te sluiten, zodoende wordt op 18 december 1940 de R.K.S.V. Augustinus ontbonden.

Op het moment dat de vereniging ontbonden werd, was Johannes (Jan) Hermanus Antonius Mulders de praeses van de R.K.S.V. Augustinus. Mulders was student in de medicijnen toen de oorlog uitbrak. Gedurende de bezetting was hij zeer actief in het verzet, en van 1942 tot juni 1944 was hij de leider van het Leidse studentenverzet. Op 13 juni 1944 werd de toen 24-jarige Mulders gearresteerd door de Duitse Sicherheitsdienst op verdenking van verraad. Na drie maanden in isolement doorgebracht te hebben in Vught, is Jan Mulders op de vroege ochtend van 5 september 1944 zonder enige vorm van proces geëxecuteerd.

Naast Jan Muders, verloren gedurende de oorlog de volgende Augustijnen het leven: Leo Coppers, Jan Dekkers, Charles Kuipers von Lande, Henri Laagland, Herta Therese Mohr, Toon Tellegen en Paul Zumpolle. Ter ere hunner nagedachtenis hangt in de Tuinzaal een gedenkplaat.

De Civitas Academia

Gedurende de Tweede Wereldoorlog ontstaat een gevoel van saamhorigheid onder verschillende groepen mensen dat voor de oorlog ondenkbaar zou zijn. Een vergelijkbare tendens is zichtbaar in het studentenleven. Verdeeldheid onder studenten en docenten zou moeten verdwijnen op de naoorlogse universiteit. Al tijdens de oorlog werd hier actief over nagedacht. De universiteit moet een academische gemeenschap -een Civitas Academica- vormen van docenten, studenten en alumni.

De Civitas-gedachte heeft verstrekkende gevolgen voor het Leids verenigingsleven. Om eenheid onder de studenten te bevorderen zal het Leidse gezelligheidsleven plaatsvinden binnen één vereniging. Er wordt besloten dat alle mannelijke studenten lid dienen te worden van het Leidsche Studenten Corps en alle vrouwelijke studenten van de Vereniging voor Vrouwelijke Studenten te Leiden. Andere gezelligheidsverenigingen worden opgeheven en de confessionele verenigingen, waaronder Augustinus, dienen hun gezelligheidskarakter te laten varen.

Na enkele jaren worden de eerste scheurtjes in de Civitas-gedachte echter zichtbaar. Het dubbellidmaatschap blijkt voor velen geen optie en de roep voor een terugkeer van gezelligheid op Augustinus wordt zo steeds groter. Met het vertrek van moderator Van Rooijen in 1957, die als steunpilaar van de Civitas-gedachte wordt gezien, komt er meer ruimte voor verandering. Schoorvoetend staat het Bestuur meer ‘gezelligheid’ toe. In 1961 wordt de Civitas-gedachte binnen Augustinus volledig verlaten en op 4 oktober wordt in de voormalige Leeszaal de kroegruimte de Saint geopend. Augustinus is weer een volledige gezelligheidsvereniging.

Verandering naar L.V.V.S. Augustinus

Met de opening van de Saint verandert de sfeer op de vereniging drastisch. De leden zijn enthousiaster en ondernemen meer met elkaar. Toch doet zich eind jaren zestig de zorgelijke ontwikkeling voor dat de meeste leden zich ophouden in een min of meer gezellig en hecht groepsverband, los van het grotere verenigingsgeheel. Om dit te veranderen voert het Bestuur drastische veranderingen door. Het pand zal worden verbouwd zodat men actiever betrokken zal zijn bij het eigen huis. Ook orden in 1965 nieuwe elementen ingevoerd: jaarkringen, gezelschappen en spontane groeperingen.

Ook naar de rest van de Leidse studentenwereld verandert Augustinus. De katholieke identiteit wordt steeds minder belangrijk wat ertoe leidt dat in 1970 het ‘R.K.’ en ‘Sancus’ in de naam zullen moeten gaan verdwijnen, omdat de vereniging voortaan ook niet meer in een naam een Rooms Katholiek signatuur wil dragen. Begin verenigingsjaar 1971/72 bestaat er een crisis binnen het nieuw gevormde Kader. Er ontstaat een scheiding tussen de CEH van die tijd, die op dat moment de zorg droeg voor de gehele exploitatie van de vereniging en het pand, en het nieuwe kandidaatsbestuur Denie. Dit kandidaatsbestuur is nogal links en staat een grote mate van openheid van de vereniging voor. Tijdens de ALV van 4 oktober 1971 wordt er voor gekozen een ander kandidaatsbestuur, gevormd door de CEH, aan te stellen en dus een meer behoudende weg in te slaan. De gevolgen zijn dramatisch; enkele honderden voorstanders van meer openheid verlaten de vereniging, en veel belangrijke evenementen worden dit jaar niet van de grond gekregen.

In de El Cid week van 1973 is aantal aanmeldingen is zorgwekkend laag. Onder deze druk besluit het Bestuur tot maatregelen. Gedurende de laatste middag van de El Cid week wordt een door de vice-praeses ondertekend stencil onder de aankomers verspreid, waarin wordt gesteld dat Augustinus in tegenstelling tot wat in de voorlichting tot dan toe werd gemeld, een besloten karakter zal krijgen. Het resultaat is verbluffend: diezelfde middag wordt het aantal aanmeldingen van 1972 met ruim 50 leden overtroffen.

Verandering naar een jongerenvereniging

Het open karakter wordt echter doorgezet na wisseling van het Bestuur naar Bestuur van Buuren (‘76/’77). Dit Bestuur gaat direct door met wat ‘de moord op de mores’ werd genoemd. Een uitbereiding van het introductieregelement bepaalt zelfs dat verenigingsactiviteiten voortaan zonder introductie toegankelijk zijn voor niet-leden, en het contact met het Aller Heiligen Convent, het verband van de (voormalige) katholieke studentenverenigingen in Nederland, wordt verbroken.

De CEH wil opnieuw ingrepen dit leidt in april 1977 tot een verkiezings-ALV met maar liefst 581 aanwezigen. Iedereen voelt aan dat er een definitieve keuze gemaakt zal gaan worden ten aanzien van Augustinus: studentenvereniging of jongerenvereniging? Na een onrustige en gespannen ALV wint het oude Bestuur van Buuren nipt de stemming, tot vreugde van het ‘openheidskamp’. Vanaf dit moment is de kloof tussen de behoudender leden en de voorstanders van openheid onoverbrugbaar en het contact tussen Bestuur en de CEH wordt nog slechter.

Door de grote brand van 25 januari 1978 worden de tegenstellingen tijdelijk naar de achtergrond gedrukt. De schade na de brand is zo enorm dat de sociëteit 9 maanden dicht moet.

Op 18 januari 1979 wordt dan, voor velen toch nog onverwacht, als alternatief voor een veranderend Augustinus, de Algemene Leidse Studenten Vereniging ‘Quintus’ opgericht. Zeker in de begintijd is Quintus een vrij nauwkeurige afspiegeling geweest van alles wat op Augustinus aan het eind van de zeventiger jaren aan tradities en studentenverenigings-identiteit werd losgelaten. De toestroom van teleurgestelde Augustijnen was dan ook groot.

Op 6 februari 1979 wordt in een ALV de statuten van de nieuwe open jongerenvereniging Augustinus aangenomen. De Leidse Vereniging Voor Studerenden ‘Augustinus’ wordt de Leidse Vereniging Voor Jongeren (L.V.V.J.) ‘Augustinus’. Tijdens de eerst volgende El Cid (1979) halveert de ledenaanwas van Augustinus, en zegt een groot aantal ouderejaars zijn lidmaatschap op. In het verenigingsjaar 1979/80 wordt de Commissie Eigen Huis afgeschaft en het traditionele verenigingszegel, het vaandel, de zetels uit de Bestuurskamer en het borstbeeld van Aurelius Augustinus worden letterlijk op straat gezet. Alles wat met studentikoosheid te maken heeft moet weg.

De langverwachte verandering heeft echter niet het gewenste gevolg, en Augustinus leidt aan een ware leegloop. Met het ledental keldert het inkomen van de vereniging en hierdoor is Augustinus niet meer in staat het Eigen Huis fatsoenlijk te onderhouden.

Terug naar een studentenvereniging

In 1983 is Augustinus nog maar zo’n 550 leden rijk. Door het kleine ledenaantal kunnen activiteiten weinig tot niet meer ontplooid worden, en kan Augustinus zich slecht profileren onder nieuwe studenten. Met name door druk van de exploitatie-zijde komt de vereniging in 1983 tot bezinning. Er wordt in dat jaar dan ook openlijk geconstateerd dat het radicale jongerenverenigingstreven mislukt is. Om weer enigszins houvast te bieden aan nieuwe leden wordt er in het jaar 1983/84 een systeem ingevoerd van jaarkringen, die vanaf dan ‘Cordialen’ worden genoemd. Vanaf deze periode komt studentikoos Augustinus weer sterker opzetten. Als eerste blijvend gevolg hiervan wordt in 1985 het Augustijnse Heeren Genootschap ‘Aurelius’ opgericht. Dit bestond in de eerste jaren voornamelijk uit oud-Kaderleden.

De nieuwe aanpak op de vereniging met meer nadruk op gezelligheid en beslotenheid blijkt succesvol. Vanaf dit moment begint het ledenaantal ook weer te stijgen en in het verenigingsjaar 1986/87 wordt door het toenmalige Bestuur in een ALV besloten weer een verplichte KMT in te stellen. Of het met de veranderingen in de KMT te maken heeft is twijfelachtig, maar in de El Cid-week van 1987 haalt Augustinus voor het eerst in lange tijd zijn ledenstop weer.

En met de terugkomst van de leden keert ook de studentenvereniging weer terug in Augustinus. Het wordt weer een grote vereniging die draait om gezelligheid en beslotenheid. Een belangrijk onderdeel hiervan is het terughalen van het oude R.K.S.V./L.V.V.S. beeldmerk, het instellen van nieuwe bestuurslinten en vestjes en een formelere externe representatie. Ook ontstaat rond deze periode een nieuwe structuur binnen de vereniging: die van Gezelschappen. Doordat veel Cordialen vaak al na een paar jaar uit elkaar vallen en sommige leden niet bieden wat verwacht was van de jaarkringen, is er sluipenderwijs een parallel opvangsysteem ontstaan; de combinatie van de Cordialen en Gezelschappen zoals we hem nu kennen.

Augustinus in het heden

In 1994 vindt de laatste naamswijziging plaats. Om voorgoed van het jongerenvereniging-imago af te komen verandert de vereniging van L.V.V.J. ‘Augustinus’ naar de Leidse Vereniging Voor Studenten (L.V.V.S.) ‘Augustinus’. De laatste twintig jaar groeit de vereniging tot ongekende hoogte. Met bijna 1900 leden de grootste van Leiden. Na een succesvol 24e lustrum in 2013 dat voor het eerst sinds het bestaan van de vereniging op een externe locatie wordt gehouden, neemt de vereniging in 2016 met 389 nieuwe leden opnieuw zijn grootste lichting ooit aan. In 2013 wordt door Bestuur Klap een 3e officiële structuur toegevoegd aan het verenigingsleven: de Verbanden. Een aantal Cordialen willen de houdbaarheid en activiteit van Cordialen op de borrel vergroten door Cordialen uit verschillende jaren te verenigen. Hierbij ontstaan als eersten het Augustijns Heeren Verband ‘Hoog’ en het ‘Kant’ verband.